Heb je dat wel eens? Het dilemma of je een game wel moet spelen? Je wilt het wel, maar je schaamt je voor de game in kwestie. Dat idee. Nee? Niet? Ik zal het je uitleggen.
Een écht fanatieke gamer ben ik nooit geweest. Waar vrienden van me zichzelf makkelijk uren achter elkaar konden en kunnen verliezen in FIFA, Call of Duty of welke andere game dan ook, heb ik het negen van de tien keer na een sessie van een kwartiertje of half uurtje wel weer gezien. Kan zijn dat ik dan maar vijf minuten pauze neem en dan weer even speel, maar van die lange aaneengeregen sessies zijn het zelden. Hoe het komt weet ik eigenlijk niet. Misschien heeft het iets te maken met concentratie, of dat ik over het algemeen snel uitgekeken ben op dingen. Uitzonderingen zijn er voor verhaalgedreven games, daar wil ik wel eens aan ‘verslaafd’ raken, maar daar houdt het eigenlijk wel mee op.
Met name de laatste paar maanden merk ik dat mijn focus nog verder van traditioneel gamen af aan het drijven is. Niet eens omdat ik er weinig tijd voor heb, maar meer omdat mijn interesse richting een ander soort games getrokken wordt. Natuurlijk kan ik nog wel genieten van grote titels als bijvoorbeeld Zelda voor de Nintendo Switch, Forza (Horizon) voor de Xbox One of God of War voor de PlayStation 4, maar het is bij lange na niet meer waar de meeste tijd die ik gamend doorbreng in gaat zitten.
Ik denk dat het een teken is dat ik oud(er) aan het worden ben. De behoefte aan een wereld waarin ik me helemaal kan verliezen lijkt minder te worden, mijn hersenen (en daardoor ikzelf natuurlijk) lijken meer op zoek te zijn naar kleine en vooral simpele momenten van verzet. De trend van korte speelsessies zet zich daarmee alleen maar door, maar dus ook het soort games dat ik speel. De kern daarvan ligt in de tijd dat ik fanatiek gamede op mijn Nintendo DS. Ik gebruikte de handheld niet echt voor games, maar meer voor puzzels. Sudoku en Picross speelde ik ontzettend veel. Even snel een potje tussendoor, soms trouwens ook voor langere tijd als ik mijn gedachten even helemaal wilde verzetten. Na een jaar of vijf ‘genezen’ te zijn geweest, werd die oude verslaving plots weer aangewakkerd met het verschijnen van Picross S en Piczle Lines DX voor de Nintendo Switch.
Op zich is er natuurlijk helemaal niks mis met games spelen die je leuk vindt, ook al zijn het misschien niet de games waar anderen warm voor lopen. Voor het spelen van dergelijke games schaam ik me ook zeker niet, maar afgelopen weken begon er toch iets te wringen. Het aantal uren dat ik dit soort puzzelspelletjes speel begint langzaam maar zeker hoger te worden dan het eental uur dat ik ‘serieuze’ games speel. Zo heb ik bijvoorbeeld The Legend of Zelda: Breath of the Wild dertig uur gespeeld, waar Picross en Piczle Lines DX respectievelijk op twintig en 25 uur staan. En dan komt er toch wel iets van mijn trots naar boven. Want als zichzelf toch wel enigszins serieus nemende gamer kan het toch niet zo zijn dat de game waar ik het hoogste aantal uren in gestoken heb een simpel puzzelspelletje is?
Het is iets wat waarschijnlijk gewoon tussen m’n oren zit. Dat ik zelf zo (relatief) vaak kijk naar hoeveel uur ik in welke games gestoken heb, hoeft natuurlijk helemaal niet te betekenen dat anderen daar ook zo alert op zijn. En mochten dat wel zo zijn, wat dan nog? Verantwoording afleggen over dingen die je leuk vindt is helemaal niet nodig. Zowel qua games als andere dingen in het leven. Volg gewoon je hart, doe wat je leuk vindt en laat je niet beïnvloeden door wat anderen doen of vinden. Om mezelf nog even als voorbeeld te nemen: in het spelen van eerdergenoemde puzzelgames beleef ik evenveel lol als aan een potje Forza op mijn Xbox of een potje God of War op mijn PlayStation. Of een potje Wolfenstein II. Of Gears of War. Het kan gewoon allemaal naast elkaar. Sterker nog: ik ga nu een potje Uno spelen en daarna nazi’s afknallen. Want het kan. Hell yeah.