Half vier in de nacht van vrijdag op zaterdag knippert ergens in Hoofddorp een lantaarnpaal in een verder pikdonkere straat. Het geblaf van een hond in de verte wordt door de wind gedragen en weerkaatst tegen de muren van de huizenblokken. Er volgt een harde, angstige brul welke de hond doet zwijgen en hem bang terugdringt in zijn hok. In een status van koud zweet word ik wakker, de rillingen gaan over mijn rug. Ik weet niet zeker of ik de schreeuw echt hoorde of in een droom. Mijn vriendin en kinderen slapen rustig door. Ben ik de enige die het heeft gehoord? Ik twijfel aan mezelf, maar besluit toch polshoogte te gaan nemen.
Ik heb last van mijn spieren door de plotselinge ontwaking en gun mezelf even de tijd om te acclimatiseren. Met de angst in mijn lijf loop ik voorzichtig naar het raam, schuif het gordijn iets opzij en zie het knipperende licht vlak naast mijn huis. Ik knijp mijn ogen half dicht en probeer verder te kijken in de duisternis, wanneer ineens de lamp het begeeft. Mijn pupillen worden groter, ik probeer te wennen aan het donker. Aan de overkant van mijn huis, aan de andere kant van het grasveld, staat een opvangcentrum voor mensen met psychologische problemen. Mensen met een depressie of die onder curatele staan en zo uit de samenleving zijn gegroeid en daardoor langdurige begeleiding nodig hebben. In het verleden hebben zich hier zelfs wel eens zelfmoordpogingen voorgedaan en zo heb ik menig traumahelikopter op het grasveld zien landen. In het kort gezegd wonen er personen die als labiel bestempeld kunnen worden. Met dit in mijn achterhoofd bonst mijn hart in mijn keel, bang dat er iemand is doorgedraaid. Maar ik zie helaas helemaal niets en besluit naar beneden te gaan, denkende aan de veiligheid van mijn kinderen en mijn vriendin.
Als dit in een film gebeurt, loopt het met het personage nooit heel goed af. Dit maakt mij nog angstiger, maar ook voorzichtiger en alerter. Ik pak mijn telefoon en schijn met het licht hiervan op de slaapkamerdeur. In alle stilte probeer ik de deur te openen en naar beneden te lopen om zo mijn kinderen niet wakker te maken. De deur opent stilletjes en ik sluit hem geruisloos achter mij. De grond kraakt lichtjes onder mijn voetstappen. Ik loop de trap af, maar stop halverwege vanwege een aanhoudend klikkend geluid. Het lijkt alsof ik een zwaar ademend persoon hoor, wat ikzelf zou kunnen zijn had ik niet op dat moment mijn adem ingehouden. Het geklik stopt en het is weer stil. Te stil. Ik leg mijn telefoon op de trap en eenmaal beneden pak ik de stofzuiger uit de kast, haal de stang eraf en pak hem met twee handen stevig vast. Mijn handpalmen zweten en ik knijp zo hard dat mijn vingers helemaal wit worden. Als ik de klink van de voordeur wil vastpakken, blaast de wind buiten mijn tuinhek open en ik deins naar achteren. Ik begin te hyperventileren, maar probeer mezelf te kalmeren en herpak me voor een tweede poging om naar buiten te gaan.
Ik zet de stofzuigerstang in de hoek, leg mijn trillende hand op de deurklink en haal met mijn andere hand de nachtsloten van de deur. Langzaam open ik de deur en ik pak met mijn linkerhand de stofzuigerstang weer uit de hoek. De inmiddels geluwde wind blaast licht langs mijn oren, wat me belet te luisteren of er iets of iemand in de buurt is. Een laag gezoem klinkt uit de stang door de wind die erlangs blaast, waardoor het nog lastiger is om iets te onderscheiden. Ik beoordeel de situatie en besluit weer naar binnen te gaan en de wacht te houden bij de deur, in de hoop morgen niets in de krant te lezen over een losgeslagen man uit het opvangcentrum. Als ik de nachtsloten er weer opzet, bedenk ik mij dat ik vanwege het mooie weer van de dag ervoor het keukenraam open heb gezet en ik niet meer weet of ik deze gesloten heb. Op datzelfde moment hoor ik weer het akelige geklik, ditmaal achter mij, vanuit de woonkamer. Ik draai me gestaag om en zie tot mijn schrik een wit licht onder de deur vandaan komen.
Ik loop richting de deur en leg mijn oor er tegenaan. Ik hoor nu duidelijk een zwaar ademend persoon en het steeds irritant wordende geklik. Ik word boos bij de gedachte van een vreemd persoon in mijn huis, de adrenaline giert door mijn lijf en ik verzamel mijn moed. Ik pomp mezelf op, hou de stang klemvast, gooi de deur open en ren naar binnen! Ik schrik en stop halverwege de woonkamer, want daar zit mijn goede vriend Jan. Geschrokken van mijn aanwezigheid is hij opgesprongen van zijn stoel en heeft zijn headset op de grond gegooid. De stoel is achterover gevallen en hij kijkt me verbaasd aan. Ik sta daar, in mijn boxershort, met een stofzuigerstang in mijn hand en een verwarde blik in mijn bloeddoorlopen ogen. Jan is enkel blijven zitten na onze vrijdagavond gameavond en was nog aan het proberen om mijn beste rondetijd te verbeteren in GRID 2. Dude…
Één keer per maand verschijnt “vrijdagavond gameavond”, een column van Auke van Leersum. Hierin omschrijft deze gamende vader van twee kinderen op geheel eigen wijze zijn zoektocht naar de perfecte balans van de hectiek van de huidige gamewereld in de hectiek van zijn gezinsleven.